Uit: “WATER”, sloten en slootkanten, schilderijen van 2006-2007
Denk je aan water, dan denk je aan blauw. Het water dat Joost van der
Krogt schildert, krijgt alle mogelijke kleuren mee. Haar water is
rood als roest, transparant wit, zompig groen of juist helderblauw.
Daartussen verstoppen zich nog steeds kleine klodders oranje, roze of diepzwart.
Het riet aan de oever snijdt diagonaal door het beeld. De lucht die in het
water weerspiegelt, heeft weer zijn eigen kleur en richting. En dan zijn er
nog de rimpels in het water. Die dansen dromerig op het oppervlak.
Joost van der Krogt schildert water, of liever nog, ze schildert een
liefdesbetuiging aan water. Ze bestudeert het en verbeeldt vervolgens al
zijn tegenstrijdige karaktereigenschappen. Water kan als een rustpunt
zijn in het landschap. Zo ook het water van van der Krogt. De schaduw
van een halm trilt op het wateroppervlak. De lucht drijft voorbij. Vormen
verstillen in hun gang. Maar water is ook grillig. Kijk ja naar een van
deze verbeeldingen van water, dat zie je de serene rust van haar
onderwerp. Kijk je naar de totaliteit van haar waterwerken, dan zie je de
veranderlijkheid ervan. Een schilderij haalt een detail naar voren en
trekt op die manier de toeschouwer de diepte in. Het tweede toont een
welhaast abstracte blik op de vormen van het riet en de rimpelingen in de
sloot. Het water is levensecht en gedetailleerd of juist in grafische lijnen
weergegeven. Op die manier geeft van der Krogt vorm aan alle gezichten
van water en daarmee ook aan al haar eigen gezichten als kunstenaar.
De kunstenaar is immers zo grillig als water.
Ook opvallend aan de schilderijen van Joost van der Krogt is de
kijkrichting die zij ervoor gebruikt. Haar oog blikt over de oever en kijkt
Schuin naar beneden als een camera. Als toeschouwer krijg je het gevoel
Dat als de blik van de kunstenaar nog iets verder naar de grond had
geneigd, je haar gezicht had kunnen zien weerspiegelen in het water.
Dan was haar zelfportret van water een werkelijk portret geweest.
Basje Boer